Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hoort naar Mij, gijlieden, die [28]de gerechtigheid [29]kent, gij volk, in welks hart [30]Mijn wet is! vreest niet de smaadheid [31]van den mens, en voor [32]hun smaadredenen ontzet u niet. 28. Dat is hier te zeggen, de vroomheid en godzaligheid. 29. Dat is, liefhebt en uzelven daarmede bezighoudt. Gelijk Ps.1:6. 30. Als zijnde de regel en het richtsnoer, naar hetwelk zich de mensen hebben te regelen. 31. Dat is, die u de mensen aandoen. 32. Te weten der sterflijke mensen, dat is hier te zeggen der goddelozen, die uwe vijanden zijn.